Onderzoeken

Tijdens je zwangerschap voeren we een aantal standaard onderzoeken uit en zijn er een aantal onderzoeken waar je voor kunt kiezen.

Echo’s

Wij voeren in de zwangerschap standaard 3 echo’s uit; de intacte echo rond 8 weken, de termijnecho rond 11 weken en de liggingsecho rond 35 weken. Niet al deze echo’s worden vergoed door de verzekeraar, maar dat is service vanuit onze praktijk, omdat wij het belangrijk vinden om goede zorg te leveren.

Tijdens je zwangerschap kun je kiezen om de 13 en/of 20 weken echo uit te laten voeren, dit is een echo om te screenen op aangeboren afwijkingen bij je kindje. Deze echo’s vinden niet bij ons op de praktijk plaats maar bij echocentrum ‘de Look’. Indien het medisch noodzakelijk is voeren wij groei-echo’s uit tussen de 29 en 35 weken, deze vinden plaats bij ons op de praktijk. Deze echo’s worden vergoed door de verzekeraar.

Wil je buiten deze momenten om naar je kindje kijken, dan kun je een afspraak maken voor een pretecho. Deze worden niet in onze praktijk uitgevoerd.

Bloedonderzoek

Aan het begin van je zwangerschap willen we graag dat je bloed gaat prikken. Je bloed wordt onderzocht op antistoffen en infectieziektes, ook willen we je bloedgroep en rhesusfactor weten en je ijzer- en suikergehalte. Hierdoor weten we ook of we verder in de zwangerschap nog extra onderzoek moeten inzetten.

Het kan zijn dat je een indicatie hebt om tussen de 24-28 weken een suikertest (OGTT) te doen, met deze test kunnen we onderzoeken hoe jouw lichaam tijdens de zwangerschap omgaat met een grote hoeveelheid suiker.

Indien bij de eerste keer bloedprikken blijkt dat je Rhesus D of c negatief bent, dan willen we rond 27 weken nogmaals bloedprikken, hierbij kunnen we óf de bloedgroep van de baby bepalen (RhD) óf kijken of je antistoffen vormt (Rhc). Indien je Rhesus D negatief bent en je kind is positief dan krijg je rond 30 weken en na de bevalling van ons een injectie in je been om te voorkomen dat je antistoffen maakt tegen het bloed van je kind. Indien je Rhesus c negatief bent en er geen antistoffen aangetoond worden dan hoeven we verder geen actie te ondernemen.

Rond 30 weken willen we bij iedereen nogmaals het ijzergehalte en voorraad laten bepalen, rond 30 weken is je ijzergehalte op z’n laagst, we willen graag weten wat je minimale voorraad is voor de bevalling. Indien je ijzergehalte of voorraad te laag is, dan schrijven we je ijzertabletten voor en controleren we 4-6 weken na het starten van de medicatie nogmaals je ijzer.

Wil je meer informatie over het bloedonderzoek tijdens de zwangerschap kijk dan op deverloskundige.nl.

Locaties om bloed te prikken

’s Gravenzande (alleen op afspraak, alleen reguliere bloedafname)
Praktijk Deunisvelt
Zandeveltplein 391
ma en do 8.00 – 9.00 uur
di, wo en vrij 08.00 – 10.00

Naaldwijk (afname NIPT en reguliere bloedafname, OGTT op afspraak)
Behandelcentrum Westland (BCW)
Middelbroekweg 2a (1ste etage)
ma t/m do 7.30 – 16.00 uur
vrij 7.15 – 12.15 uur
za 8.00 – 11.00 uur

Monster (afname NIPT en reguliere bloedafname)
Afnamelocatie RHMDC
Molenweg 41
di t/m vrij 8.00 – 10.30 uur

Prenatale screening

Tijdens de zwangerschap heb je de keuze of je je kind wil laten onderzoeken op Down-, Edwards- of Patausyndroom of op lichamelijke aangeboren afwijkingen. Tijdens de eerste echo vraagt de verloskundige je of je meer informatie zou wensen over wat deze testen inhouden, je krijgt dan een informatiefolder mee waarmee je je samen met je partner alvast kan voorbereiden, ook kun je kijken op de website pns.nl. Tijdens het counselingsgesprek hebben we uitgebreid de tijd om de onderzoeken verder te bespreken indien dit door jullie gewenst is.

Kies bewust: Een uitslag van een van de onderzoeken kan verschillende consequenties hebben. Dit interpreteert iedereen anders.

  • Je kunt ongerust worden. De uitslag zegt dat jullie kind misschien een aandoening heeft. Vaak is vervolgonderzoek nodig om dit zeker te weten. Wil je dat dan?
  • Moeilijke keuzes. Als er na vervolgonderzoek blijkt dat jullie kind daadwerkelijk een aandoening heeft, moet je na gaan denken over de toekomst. Wil je de zwangerschap behouden of wil je de zwangerschap afbreken? Wil je voor deze keuze gesteld worden of wil je daar liever niet over na hoeven denken?
  • Je wordt gerustgesteld. Bij de prenatale screening zijn geen aandoeningen gevonden. Of er is een aandoening gevonden die in het dagelijks leven weinig problemen geeft. Ben je er bij een goede uitslag van bewust dat je kind toch een aandoening kan hebben, want de screening vindt niet alle aandoeningen.

In het bloed van de zwangere zit ook een klein beetje erfelijk materiaal (DNA) van de placenta (moederkoek). Dit DNA is bijna altijd hetzelfde als dat van het kind. Het laboratorium kan zo onderzoeken of er aanwijzingen zijn dat het kind Down-, Edwards- of Patausyndroom heeft. De test ontdekt ongeveer:

  • 97 van de 100 kinderen met Downsyndroom
  • 90 van de 100 kinderen met Edwardsyndroom
  • 90 van de 100 kinderen met Patausyndroom

Binnen 10 – 15 werkdagen krijg je de uitslag van de NIPT. De uitslag krijg je van je verloskundige of gynaecoloog. De NIPT is een screeningstest en geen diagnostische test. Deze geeft dan ook geen 100% zekerheid. De reden hiervoor is dat in jouw bloed DNA van de placenta (moederkoek) zit. Dit DNA is meestal hetzelfde als het DNA van je kind, maar niet altijd. Daarom is de uitslag niet 100% zeker.

Is de uitslag niet-afwijkend, dan is de kans erg klein (1 op 1000) dat er toch sprake is van een chromosoomafwijking. Is de uitslag afwijkend, dan is de kans erg groot dat je baby een chromosoomafwijking heeft. Om het zeker te weten, kun je een vruchtwaterpunctie of een vlokkentest laten doen. Bij een vlokkentest en een vruchtwaterpunctie bestaat een kleine kans op een miskraam als gevolg van het onderzoek.

Het laboratorium kan ook andere chromosoomafwijkingen vinden bij het kind, in de placenta (moederkoek) en in zeer zeldzame gevallen ook bij de zwangere zelf. Dat noemen we nevenbevindingen. Je kunt zelf kiezen of je de nevenbevindingen wil weten. Er zijn verschillende soorten nevenbevindingen: van heel ernstige tot minder ernstige aandoeningen. Van elke 1.000 zwangeren die kiezen voor de NIPT niet-invasieve prenatale test, krijgen ongeveer 4 vrouwen te horen dat er een nevenbevinding is. Om zeker te weten om wat voor nevenbevinding het gaat, is vervolgonderzoek nodig. Dit is meestal een vruchtwaterpunctie of vlokkentest.

Vanaf 1 april 2023 wordt de NIPT door de basisverzekering vergoed. Er wordt wel toestemming gevraagd voor het bewaren van je gegevens en het restmateriaal.

De 13 weken echo is een echoscopisch onderzoek en vindt plaats tussen 12+3 en 14+3 weken zwangerschap. Je mag zelf beslissen of je dit onderzoek wil of niet. De echo heeft als doel om lichamelijke afwijkingen op te sporen. Na afloop zal de echoscopist direct uitslag geven van het onderzoek. Bij ongeveer 5 van de 100 zwangere vrouwen ziet de echoscopist iets wat een afwijking kan zijn. Het is niet altijd duidelijk of het inderdaad een afwijking is, hoe erg de afwijking is en wat dit voor uw kind betekent. Heeft de echoscopist iets afwijkends gezien? Je kunt dan kiezen voor vervolgonderzoek.

In Nederland kun je alleen kiezen voor de 13 wekenecho als je meedoet aan de wetenschappelijke IMITAS studie. Die studie onderzoekt wat de voor- en nadelen zijn van de 13 wekenecho. Deelnemen aan de wetenschappelijke studie en de 13 wekenecho kan vanaf 16 jaar.

De 20 weken echo is een structureel echoscopisch onderzoek en vindt plaats tussen de 18-21 weken van de zwangerschap. Dit is een keuze en het wordt vergoed door je zorgverzekeraar. De echo heeft als doel om lichamelijke afwijkingen zoals een hartafwijking of een openrug op te sporen. Ook wordt er naar de ligging van de placenta gekeken. De 20 weken echo vindt net zoals de 13 weken eho plaats in ‘Prenataal Centrum de Look’ in Den Hoorn. Het onderzoek heeft voor en nadelen, maar brengt geen risico’s met zich mee. Een nadeel kan zijn dat de echo onrust zaait wanneer er iets wordt gezien waarvan de artsen niet goed weten wat het is. Een voordeel kan zijn dat de echo je gerust stelt als alles normaal lijkt te zijn.

Het vervolgonderzoek bestaat uit een uitgebreid echoscopisch onderzoek oftewel een Geavanceerd echoscopisch onderzoek (GUO) door een gynaecoloog en soms een vruchtwaterpunctie of bloedonderzoek in een gespecialiseerd ziekenhuis. Je kind wordt daar nader onderzocht. Bij een vruchtwaterpunctie is er een kleine kans op een miskraam.

Prenatale diagnostiek

Als uit het intakegesprek blijkt dat er een verhoogd risico is dat je baby een aangeboren aandoening heeft, is er de mogelijkheid tot verder onderzoek. Welk onderzoek wordt gedaan, is afhankelijk van welk risico je kind loopt en je eigen keuze:

  • Genotypering door middel van bloedtest, vlokkentest of vruchtwaterpunctie:
  • Geavanceerd ultrageluid onderzoek (open rug, hartafwijkingen, lip-, kaak- en gehemeltespleten)

Bij een vlokkentest wordt er een heel klein stukje placentaweefsel weggenomen. Dit weefsel ziet er vlokkerig uit, vandaar de naam vlokkentest. Met onderzoek van het weefsel kan worden gekeken of je baby een chromosoomafwijking heeft, zoals het syndroom van Down.

Het placentaweefsel wordt via de buik of via de vagina weggenomen. Wordt het weefsel via de buikwand weggehaald, dan gebeurt dat met een naald. Wordt het weefsel vaginaal weggenomen, dan gebeurt dat met een dun tangetje of slangetje. Je wordt niet verdoofd. Het prikken is eventjes pijnlijk. Na de vlokkentest wordt aangeraden een dag rustig aan te doen.

De vlokkentest geeft vrijwel altijd zekerheid over de chromosoomafwijking. De vlokkentest gebeurt tussen de 11 en 14 weken zwangerschap. De uitslag is meestal binnen 2 weken bekend. Heel soms kan geen uitslag van een vlokkentest worden gegeven, omdat er te weinig weefsel is afgenomen. Dan wordt aangeraden een vruchtwaterpunctie te laten doen.

Bij een vruchtwaterpunctie wordt er vruchtwater uit de baarmoeder gehaald om cellen uit het vruchtwater te onderzoeken. Met deze test wordt vastgesteld of de baby een chromosoomafwijking heeft, zoals het syndroom van Down. Ook kan er worden vastgesteld of de baby een aangeboren afwijking heeft, zoals een open rug.

De vruchtwaterpunctie vindt rond de 15-16 weken zwangerschap plaats. Als je wilt, kun je meekijken op de echo. Met de echo wordt de exacte prikplaats bepaald. Dan wordt met een naald via de buikwand wat vruchtwater opgezogen. Het prikken is eventjes pijnlijk, het opzuigen niet. Het vruchtwater dat wordt afgenomen (ongeveer 15-20 ml) wordt snel weer aangemaakt door het lichaam. Na de ingreep kun je een tot twee dagen wat last hebben van een menstruatieachtige pijn of een trekkerig gevoel bij de onderbuik.

De uitslag is ongeveer na 3 weken bekend. Dit kan per persoon verschillen omdat de opgezogen cellen worden gekweekt en de kweekperiode bij iedereen verschilt. Soms kan er geen betrouwbare uitslag worden gegeven omdat er te weinig vruchtwater is opgezogen of de chromosomen niet kunnen worden onderzocht. Dit hoor je na 10 tot 14 dagen. Je kunt dan kiezen voor een nieuwe vruchtwaterpunctie.

Sommige zwangeren komen in aanmerking voor een GUO ook wel een uitgebreide 20 weken echo genoemd. Als er in de 1e graads familie van het kind aangeboren afwijkingen voorkomen of als een eerder kind aangeboren afwijkingen heeft dan kun je kiezen voor een GUO. Deze vindt altijd in het ziekenhuis plaats door een ervaren gynaecoloog. Tijdens de intake wordt er gekeken of er een indicatie is voor deze echo.